Farmaceutische industrie niet te vertrouwen (deel 2/3)

Minister Edith Schippers ¨onderhandelt¨ met de Farmaceutische industrie of hoort ze aan...
Minister Edith Schippers ¨onderhandelt¨ met de Farmaceutische industrie of hoort ze aan...
Foto: Illustratie: Gijs Kast (voor De Correspondent)SCHIPPERS

Gisteren meldden we dat het ministerie van Volksgezondheid in het diepste geheim in achterkamertjes over de duurste geneesmiddelen onderhandelt met de grootste spelers van de farmaceutische industrie en kortingen bedongen heeft. Hoe zit dat met de farmaceutische industrie?

Terugstortingen door tussenpartij

De terugstortingen worden gedaan door een tussenpartij. Het is een ingewikkelde constructie, waarvan het nog maar de vraag is of die überhaupt geld oplevert. Maar er valt misschien wel iets anders voor te zeggen. De centrale onderhandelingen kunnen de spanningen tussen de verzekeraars en de ziekenhuizen verminderen. Toch?

Een gesprek met Hans Feenstra, bestuursvoorzitter van het Martini-ziekenhuis in Groningen, leert dat daar wel wat op af te dingen valt (pun intended). Zijn ziekenhuis is onderdeel van de Santeon-inkoopgroep, een groep van zes grote ziekenhuizen die we ‘topklinisch’ noemen, wat zoiets zegt als dat ze relatief groot zijn en in de buurt van een academisch ziekenhuis liggen.

Feenstra heeft goede redenen om die onderhandelingen te wantrouwen.

Want, wat gebeurde er nadat de geheime onderhandelingen waren gevoerd over een immunotherapie voor uitgezaaide long- en huidkanker, Opdivo? Werd dat medicijn voor meer mensen tegen minder geld beschikbaar?

Dat weten we niet.

Maar wat we wel weten, volgens Feenstra: de wetenschappelijke vereniging van longartsen heeft het ministerie de verzekeraars in eerste instantie geadviseerd dat slechts acht academische ziekenhuizen en nog vier andere ziekenhuizen Opdivo mochten gaan inzetten.

En dit zit hem dwars. ‘De topklinische ziekenhuizen behandelen het gros van de patiënten met borst-, long-, prostaat- en darmkanker,’ zegt hij. Maar die – doodzieke – patiënten konden het medicijn niet in hun eigen ziekenhuis krijgen.

Omdat een hele reeks ziekenhuizen aanvankelijk geen toewijzing kreeg, zouden deze patiënten in het laatste stadium van hun leven voor Opdivo doorgestuurd moeten worden naar een ziekenhuis verderop.

Feenstra vindt dat je dat palliatieve patiënten niet kan aandoen. ‘Voor die laatste paar maanden een andere arts, een ander ziekenhuis?’

Hij verwacht daarbovenop een serieus probleem voor de toekomst. Want: er komen meer dure immunotherapieën aan, waarover in toenemende mate geheime onderhandelingen zullen worden gevoerd: ‘We weten dat de academische ziekenhuizen er niet alle patiënten mee kunnen gaan behandelen, want daar zijn ze helemaal niet voor ingericht.’

Als je landelijke inkoopafspraken maakt over dure medicijnen, wakker je weer andere belangenstrijdjes aan

Maar wat is dan de logica hierachter?

Volgens de longartsen en het ministerie is het aanwijzen van ziekenhuizen gedaan op basis van specialisme; Opdivo zou een ingewikkeld toe te dienen medicijn zijn waar ook een speciaal bijwerkingenteam voor in een ziekenhuis aanwezig dient te zijn.

Feenstra denkt echter dat er ook stilletjes een belangenstrijd is gevoerd, hoewel het Martini-ziekenhuis inmiddels wel groen licht gekregen heeft voor de inzet van deze immunotherapie.

Concurrentiepositie universitaire centra bepalend

Niettemin zegt hij: ‘De voorzitters van de wetenschappelijke beroepsverenigingen komen meestal uit academische ziekenhuizen, waar de laatste jaren veel basiszorgtaken zijn weggehaald. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het toewijzen van ziekenhuizen die slim genoeg zouden zijn om met immunotherapieën te werken, mede afhangt van de concurrentiepositie van de universitaire centra.’

Botter geformuleerd: als je landelijke inkoopafspraken maakt over dure medicijnen, wakker je weer andere belangenstrijdjes aan tussen partijen die in het huidige stelsel met elkaar concurreren.

De consequenties: de ziekenhuisapotheker kan minder onderhandelen

De geheime deals hebben nog een onvoorzien gevolg.

Want ziekenhuisapothekers kregen feitelijk het verwijt dat ze slecht onderhandelden. Toen kregen ze door de landelijke inkoop nog minder speelruimte. En dat heeft ervoor gezorgd dat ze daadwerkelijk slechter kunnen onderhandelen.

Dat blijkt wel als ik met de jonge ziekenhuisapotheker Joris Uges spreek, van het Hagaziekenhuis. Hij denkt dat het lastiger onderhandelen wordt met de industrie over andere medicijnen, als een ministerie zich vooralsnog relatief onaangekondigd bemoeit met de inkoop van deze dure geneesmiddelen.

‘Centraal inkopen van geneesmiddelen werkt marktverstorend,’ legt hij uit. ‘Als de minister over het ene geneesmiddel centraal onderhandelt, maar niet of mogelijk pas maanden later over een concurrerend middel, zit ik met een dilemma.’ Want, zo zegt hij, ‘Je zit onvermijdelijk met een mond vol tanden in de onderhandeling met de concurrent, die zijn middel nog via de bekende weg moet aanbieden.’

Uges vervolgt: ‘Als het landelijk ingekochte middel na een tijdBotter geformuleerd: als je landelijke inkoopafspraken maakt over dure medicijnen, wakker je weer andere belangenstrijdjes aan tussen partijen die in het huidige stelsel met elkaar concurreren.je ook wordt toegepast bij andere ziektebeelden, wordt de situatie nog ingewikkelder. En als je dan ook nog bedenkt dat zorgverzekeraars met ziekenhuizen over dit soort geneesmiddelen al verschillende vergoedingsafspraken hebben gemaakt… Dan is de chaos compleet.’

Maar de nadelen gaan nóg verder.

Dit argument had ik nog niet eerder gehoord: de korting die een bedrijf op het ene middel biedt, kan van invloed zijn op de korting op andere middelen in de aangeboden portefeuille. Dus: op het moment dat een ziekenhuisapotheker minder inkoopt bij hetzelfde farmaceutische concern (doordat nu een deel door VWS, een deel door zorgverzekeraars en een deel door de ziekenhuizen zelf moet worden ingekocht) heeft de apotheker een andere positie dan wanneer die over het hele pakket kan onderhandelen.

En die positie is slechter.

‘Elk bedrijf heeft een aantal unieke producten die we van mijn specialisten elk jaar moeten inkopen. Zekerheidjes. Dat weet zo’n firma natuurlijk dondersgoed. Als de minister dan over het nieuwste kankermedicijn van dat bedrijf besluit te onderhandelen waar binnen enkele maanden ook nog twee directe concurrenten van op de markt verschijnen… Dan heeft de afspraak van het ministerie waarschijnlijk een negatief effect op de aanbiedingen die we krijgen op de middelen waar we op dat moment nog niet omheen kunnen.’

Zorgkosten

Lees morgen verder.

Lees ook:

Nederlandse politici niet eerlijk over duur zorgsysteem?

Bron:De Correspondent.